maandag 14 juni 2010

Waarom droeg Hans Abbing juist bij aan de door hemzelf veronderstelde ...

Waarom droeg Hans Abbing juist bij aan de door hemzelf veronderstelde ondergang van de klassieke muziek?

Vorig jaar bracht Hans Abbing een boekje uit "Van Hoge naar Nieuwe Kunst" over de teloorgang van de klassieke muziek. Hij voorspelde dat, tenzij de klassieke muziek zichzelf grondig gaat vernieuwen, zij ten dode is opgeschreven. Certo organiseerde een openbare discussie met Hans Abbing, Johan Dorrestein en ondergetekende in Felix Merites. Abbing had in veel opzichten een punt. De concertzaal biedt bijvoorbeeld niet echt een warm welkom aan mijn generatie en jonger. De sfeer is er vaak formeel en stijf. Maar over welke klassieke muziek had Hans Abbing het eigenlijk? Ik kwam hem een week na het debat tegen in de Coffee Company en vroeg hem of hij nu eigenlijk echt meende wat hij allemaal schreef. Het leek me allemaal zo provocerend en aandachtvragerig. Hij vertelde me dat hij bepaalde punten wel had aangedikt om zo de discussie op gang te brengen. Ik vroeg hem daarna nogmaals wat ik ook al ter sprake had geprobeerd brengen op de Certo avond: waarom verstond hij onder klassieke muziek de grote orkesten en het symfonisch repertoire? Dorrestein aarzelde niet om het Nederlands Blazers Ensemble in het voetlicht te zetten en ik had het natuurlijk over mijn eigen praktijk met o.a. het Amstel Quartet. Hans Abbing bleek nooit bij een concert van een van beiden geweest te zijn. Zijn mening was louter gebaseerd op onderzoek naar het reilen en zeilen van een cultuur waar het laat 19de eeuwse orkest het middelpunt van is. Ik vroeg hem later waarom hij zo de nadruk op de orkestcultuur had gelegd en er van uit was gegaan dat dit klassieke muziek ís. Het antwoord was bij nader inzien verbijsterend. Hij wilde aandacht in de media voor zijn boek en aangezien de orkestcultuur het meest in de belangstelling staat moest het daarover gaan. Alle door Abbing voorgestelde verbeteringspunten voor de 'klassieke muziek' gingen over orkesten! Door hiervan uit te gaan bevestigde hij maar weer eens dat dit is waar het kennelijk om gaat. Dat kamermuziek er eigenlijk niet bij hoort. Dat er ensembles zijn die al zijn bruikbare (!) suggesties allang hebben opgenomen in hun concertpraktijk: Het Nederlands Blazers Ensemble, Matangi Kwartet, Amstel Quartet, P!tch, Merlijn Twaalfhoven, Radio Kootwijk, Yellow Lounge (NB een initiatief van Deutsche Grammaphon!), Poisson Rouge, Calefax (o.a. PAN)…. Te veel om op te noemen. Abbing draagt in feite bij aan de door hem voorziene ondergang van de klassieke muziek.
Abbing had zijn energie beter kunnen steken in een boek over de klassieke sub-(nog wel!)cultuur van de kamermuziek, over muzikanten die grenzen opzoeken; een constructief boek over de toekomst van de klassieke muziek. In plaats daarvan bevestigde Abbing niet alleen zijn eigen kortzichtigheid, maar ook die van de internationale media. We zijn al veel te lang blijven hangen in de 19de eeuwse cultuur. De muziek van Chopin is tijdloos, maar de context hoeft toch niet zo stijf?
Plaats Chopin, Bach, Liszt, Mozart in de cultuur van vandaag en je zult zien dat het werkt. En er kan veel meer: Berio, Xenakis, Riley: er lopen fantastische kamermusici en solisten rond die aan iedereen (!) kunnen overdragen waarom de muziek die ze spelen zo geweldig is. Musici die je persoonlijk kan leren kennen in plaats van het anoniemere symfonieorkest.
Meneer Abbing: er hoeft niet bezuinigd te worden op orkesten door solisten met een karaokeband te laten samenspelen: in een strijkkwartet zitten maar 4 mensen. Musici die met hart en ziel de muziek spelen waar ze van houden, musici die zelf ook beter spelen als het er allemaal wat minder formeel aan toegaat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten